Deze website maakt gebruik van cookies die noodzakelijk zijn om de website zo goed mogelijk te laten functioneren. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met het gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies worden geplaatst.
Maatschappij van Weldadigheid
Aan het begin van de 19e-eeuw is Nederland er slecht aan toe. Na jaren van Franse overheersing heerst er grote armoede. Een derde van de huishoudens kan amper rondkomen. Door de straten zwerven armoedzaaiers en bedelaars. Met het idee de armoede voor eens en voor altijd uit te roeien, besluit generaal Johannes van den Bosch, samen met enkele vooraanstaande Nederlanders uit politiek en wetenschap en onder beschermheerschap van prins Frederik, om in 1818 om de Maatschappij van Weldadigheid op te richten. Zijn plan is om koloniën te stichten, waar hij de armen een beter bestaan wil bieden en ze wil ‘heropvoeden’ tot zelfstandige burgers.
Koloniën
Gesteund door Koning Willem I koopt de Maatschappij van Weldadigheid verschillende onontgonnen gronden aan in Noordoost Nederland en wat nu de Belgische Kempen zijn. In totaal worden er zeven koloniën aangelegd, waarvan het grootste oppervlak in Drenthe terechtkomt. De maatschappij selecteert arme gezinnen en bedelaars uit heel Nederland om ze onder te brengen in één van de vrije Koloniën. Voor de opvang van grote groepen bedelaars en weeskinderen wordt onder andere in Veenhuizen een onvrije Kolonie gebouwd. De doelgroep bedelaars had meer discipline nodig om te leren werken in de landbouw en te kunnen terugkeren in de gewone maatschappij.
Een nieuw leven opbouwen
Eenmaal in de vrije Kolonie, krijgen de armen een huisje toegewezen met een stukje grond waarop ze hun eigen voedsel kunnen verbouwen. Ook krijgen ze werkkleding en volgen ze onderwijs. Overdag werken ze op het land. De Maatschappij van Weldadigheid wilde op deze manier de armen omvormen tot behoorlijke burgers, die in hun eigen onderhoud konden voorzien en een winst genereerde voor de Maatschappij. Het was de bedoeling dat de kolonisten, na een aantal jaar in de Kolonie te hebben doorgebracht, weer terugkeerden naar hun voormalige woonplaats om daar een nieuwe start te maken. Vanuit binnen- en buitenland was er veel belangstelling voor deze experimentele ‘heropvoedingsmethodiek’.
Tegenvallende resultaten
In de praktijk lukt het niet om alle idealen van de Maatschappij van Weldadigheid te verwezenlijken. Het heeft alle kenmerken van een experiment. Zo wordt pas in de loop van de 19e eeuw in wetgeving vastgelegd op welke gronden iemand naar de koloniën mag worden gestuurd. Door de tegenvallende opbrengsten moet de Maatschappij van Weldadigheid uiteindelijk het project aanpassen. Om een faillissement af te wenden richt de Maatschappij zich vanaf 1859 enkel nog op Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord. Veenhuizen en Ommerschans worden vanaf dat moment beheerd door de staat, door het ministerie van Binnenlandse zaken.
Van schaamte naar inspiratiebron
Naar schatting hebben zo’n 100.000 mensen een ‘heropvoeding’ gehad in één van de zeven koloniën. Ongeveer één miljoen Nederlanders stamt van de koloniebewoners af. De oorspronkelijke schaamte hierover is geleidelijk veranderd in trots en openheid over dit verleden. De bestseller Het Pauperparadijs en het hierop gebaseerde populaire muziektheaterstuk hebben in deze emancipatie een belangrijke rol gespeeld.
Tweehonderd jaar na de oprichting, bestaat de Maatschappij van Weldadigheid nog steeds. Deze zet zich tegenwoordig in om het materiële en immateriële gedachtengoed van Johannes van den Bosch te behouden en te ontwikkelen. Zo blijft het ook tegenwoordig nog een inspiratiebron op het gebied van huisvesting, werk, scholing en zorg.
Zelf ontdekken
Je vindt de Drentse Koloniën van Weldadigheid in Frederiksoord, Wilhelminaoord en Veenhuizen.
Bekijk ook voor de historische tijdlijn of lees meer over alle Koloniën.